Ken je dat? Je komt tegen het einde van een drukke lesweek de docentenkamer binnen om even rustig pauze te houden en een collega is zijn of haar hart aan het luchten: “Nou ik had net klas 3A, daar zit Peter in. Wat een asociaal joch is dat zeg! Hij wil niet luisteren, gooit met andermans spullen door het lokaal en als ik er wat van van zeg, krijg ik nog een grote mond ook! Ik heb hem er direct uitgestuurd!”
Ons werk als docenten wordt vaak vergeleken met topsport, omdat wij vijf dagen in de week de gehele dag worden geacht met volle energie, vol enthousiasme en volledig overzicht leiding te geven aan volle klassen met kinderen.
Natuurlijk is het fijn en goed om dan af en toe stoom af te blazen. Ik begrijp best dat dit als opluchting moet voelen en het gebeurt op elke school, maar zo’n manier van praten gaat uit van een fixed mindset (‘Peter is zo en zal nooit veranderen’), terwijl we allemaal waarschijnlijk best beseffen dat Peter meer is dan alleen zijn gedrag van afgelopen vrijdag het 7e uur.
We voelen waarschijnlijk allemaal wel van binnen dat deze manier van stigmatisering niet oké is.
Spreek jij collega’s aan op dit soort uitspraken?
De makkelijkste optie, welke het minste energie kost tijdens jouw pauze, zal waarschijnlijk zijn om in dit gesprek mee te gaan, door ook enkele anekdotes over het gedrag van Peter aan te halen. Misschien geeft dit zelfs op korte termijn energie, omdat je een gevoel van ‘wij’ creëert en samen kunt mopperen. Hiermee draag je echter bij aan deze fixed mindset en een negatief gevoel van ‘wij tegen zij’ op de lange termijn.
De ‘medium’ optie zou zijn om je niet met het gesprek te bemoeien en rustig je broodje met kaas te eten en je glaasje melk te drinken. Laat jouw collega maar lekker mopperen, terwijl jij van binnen beseft dat het niet oké is wat hier gezegd wordt.
De moeilijkste optie is om hier tegenin te gaan. “Waarom zeg je dit?” en “Wat heb jij zelf al ondernomen om te achterhalen waar dit gedrag vandaan komt?” zijn misschien fantastische vragen die je in jouw hoofd al meerdere keren aan deze collega gesteld hebt, maar in werkelijkheid nog nooit daadwerkelijk uitgesproken hebt, om de lieve vrede maar te bewaren.
Ik herken bij mezelf de angst die ik eerder had om tegen iemand in te gaan met een hele sterke mening (of iemand die zijn of haar mening vooral heel hard kon verkondigen). Toch is dit belangrijk voor jullie team. Daarnaast is het aanspreken van anderen op slecht gedrag juist een belangrijke factor in het afdwingen van respect in een groep.
Waarschijnlijk ben jij niet de enige die er zo over denkt en krijg je direct bijval van andere collega’s aan tafel. Misschien zit er iemand aan tafel die veel meer belangrijke informatie over deze leerling heeft, maar ook zijn of haar mond niet open durfde te trekken.
Één korte vraag van jouw kant kan al een katalysator zijn van positief, opbouwend gedrag binnen de hele groep: Een growth mindset, in plaats van een fixed mindset.
“Wij zijn de volwassene in deze situatie, dus als iemand de tools heeft om Peter te helpen, dan zijn wij dat!”
En Peter? Hij was gistermiddag na schooltijd nog bij zijn mentor: Zijn ouders liggen in een heftige vechtscheiding en hij heeft geen flauw idee meer wie hij is en wat hij wil. Wel weet hij dat hij, net als elk mens, behoefte heeft aan aandacht, maar die is er thuis niet. Negatieve aandacht is ook aandacht, ook al baalt hij elke dag weer van hoe hij zich tijdens economie gedragen heeft. Een oplossing heeft hij op het moment zelf niet, ook al zou hij heel graag willen dat iemand hem daarmee zou helpen.
Wij zijn de volwassene in deze situatie, dus als iemand de tools heeft om Peter te helpen, dan zijn wij dat!
Hoe je achter de oorzaak van bepaald gedrag kunt komen? Daar zijn vijf magische woorden voor, welke je altijd mag stellen: “Hoe gaat het met je?”
Deel dit bericht: