Leerlingen willen tegenwoordig toch niets!(?)

Leerlingen willen niets(?)

Regelmatig hoor ik van leraren dat hun leerlingen tegenwoordig niks meer willen. Ze maken hun huiswerk niet, leren niet voldoende voor toetsen, leveren hun praktische opdrachten niet op tijd in en het boeit ze zelfs niets als ze rond de herfstvakantie ‘op zittenblijven staan’. Sommigen beloven plechtig beterschap, maar de eerstvolgende toetsweek blijkt dat ze daar niets van waar hebben gemaakt.

Snappen die kinderen dan niet dat dit om hun toekomst gaat? Wij staan daar niet voor onszelf, wij hebben immers al een papiertje. Ze hebben ons er niet mee als ze niet leren voor hun toetsen, ze benadelen alleen zichzelf. Zelfs als wij alles al geprobeerd hebben, doen sommigen nog steeds niets. Toen wij zo oud waren als zij ging dat wel anders. Wij hadden dan ook respect voor onze docenten, maakten ons huiswerk en leerden netjes voor onze toetsen.

Ik denk dat meesten van ons deze problemen wel herkennen. Het lijkt leerlingen vaak niet te kunnen schelen wat er op school gebeurt en ze lijken vaak druk met alles behalve school. Dit is een ingewikkeld probleem en ik denk dat twee dingen cruciaal zijn als we het daadwerkelijk willen oplossen: Kennis over het tienerbrein en kennis over motivatie en leren.

Het tienerbrein en executieve functies

Als we het hebben over taken als het maken van huiswerk, het inleveren van praktisch werk en het leren voor toetsen, hebben we het over executieve functies. Deze taken hebben namelijk allemaal te maken met het plannen van werk; het vasthouden van concentratie; het nadenken over; het evalueren van je eigen handelen en impulsbeheersing . 

Voor ons lijken die zaken nu misschien vanzelfsprekend, alsof we dat altijd al konden. Het levert echter problemen op wanneer we deze vaardigheden ook als vanzelfsprekend zien voor onze leerlingen. Jelle Jolles stelt in zijn boek ‘Het Tienerbrein’ (2017) dat tieners eigenlijk pas net beginnen met het ontwikkelen van de executieve functies (wij dus ook, op die leeftijd). Om het nog ingewikkelder te maken: Het tempo waarmee ze dit soort functies ontwikkelen verschilt per persoon. Bij het ontwikkelen van deze vaardigheden zijn de stimulansen uit de omgeving van cruciaal belang. Met andere woorden: Ouders, opvoeders, leraren en sportcoaches hebben hier een actieve taak in te vervullen.

Het stellen van conclusies als ‘Peter wil niets’ omdat hij meerdere keren zijn afspraken niet nakwam, is waarschijnlijk dus zeer voorbarig. Misschien wil Peter van alles en is hij vast van plan om die afspraken na te komen, maar weet hij eenvoudigweg niet hoe. Als wij bepaalde zaken van leerlingen verwachten, zullen we ze die dingen eerst moeten leren. Jolles benadrukt dat het feit dat leerlingen de verschillende executieve functies nog niet beheersen, zeker niet betekent dat we het ze dan maar niet meer aan moeten bieden. Het tegenovergestelde is waar: ze moeten ermee oefenen, oefenen, oefenen. School zou bij uitstek de plek kunnen zijn waar dit gebeurt

School als uitdagende omgeving

Naast het aanleren van cognitieve vaardigheden, is er wellicht nog een belangrijke reden dat leerlingen hun werk niet doen. Misschien biedt de leerstof of de manier waarop het wordt aangeboden niet de juiste uitdaging. Misschien is de leerstof eenvoudigweg te makkelijk en is huiswerk maken niet nodig om toch een voldoende te halen op de toets. Wanneer een 5,5 voldoende is, kan het zijn dat een leerling een afweging maakt om iets leukers met zijn vrije tijd te doen. 


“Hoe je het ook wendt of keert, school moet opboksen tegen een hele hoop afleiding.”


Het is ook een mogelijkheid dat de leerstof te moeilijk is. In dit geval kan het voorkomen dat een leerling voor zichzelf bepaalt dat het toch geen zin heeft om voor dit vak iets voor te bereiden (‘ik kan nu eenmaal geen Duits’). Een onvoldoende halen wanneer je niets hebt voorbereid is minder pijnlijk dan een onvoldoende halen wanneer je juist wel je best hebt gedaan.

Een bijkomend probleem is dat tieners erg veel opties hebben om hun tijd te besteden. Veel van die opties zijn interessanter voor het tienerbrein dan leerstof. Sociale media stellen leerlingen op ieder moment in staat om met elkaar in contact te zijn. Ook kunnen leerlingen onbeperkt tv on demand kijken via diensten als Netflix of Disney+. Daarnaast hebben veel leerlingen een bijbaantje of een sport waar er veel van ze wordt gevraagd. 

Hoe je het ook wendt of keert, school moet opboksen tegen een hele hoop mogelijke afleiding. Wij zullen dus ons uiterste best moeten doen om leerlingen ervan te overtuigen dat ze beter hun tijd aan school kunnen besteden. Dit kunnen we volgens mij het beste doen door school ook echt de beste keuze te maken. Dat betekent dat we leersituaties moeten ontwerpen die uitdagend en interessant zijn. De leraar is degene die zal moeten zorgen dat het gat tussen de leerstof en de belevingswereld van de leerling gedicht wordt. Daarbij moeten we rekening mee houden dat kennis en vaardigheden van leerlingen geen vaststaande gegevens zijn en dat leerlingen verschillende leerlingen zich in verschillend tempo ontwikkelen.

Leerlingen willen niet zomaar

Nu hoor ik je al denken. ‘Ja maar, alles hoeft toch niet altijd leuk te zijn?’ En dat klopt. Alles hoeft niet altijd leuk te zijn, maar de dingen die wij onderwijzen zouden mijns inziens wel altijd de moeite waard moeten zijn. Leg je leerlingen uit waarom het handig is om te weten wat btw is, waarom het handig is dat je wat formele schrijfvaardigheid onder de knie hebt en waarom het goed is om moeilijke dingen te doen. Wij hebben ooit voor dit vak gekozen, vermoedelijk vinden we ons eigen vak dan ook interessant. Toon jouw leerlingen wat jouw vak nou zo interessant maakt. Laten we er met elkaar voor proberen te zorgen dat leerlingen school ervaren als iets dat de moeite waard is.


Geraadpleegde literatuur:

Jelle Jolles – Het Tienerbrein


Abonneer
Laat het weten als er
guest
2 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties