Soms is de grens tussen werktijd en vrije tijd moeilijk te bewaken. Bij ons beroep hoort een zekere mate van ‘liefhebberij’. Dingen die we doen omdat we het belangrijk vinden, maar waar we misschien niet per se uren voor krijgen. Mijns inziens is dit een mooi verschijnsel en zorgt het er onder andere voor dat je een sterk gevoel van voldoening kunt ervaren.
Dat gezegd hebbende, vrije tijd is uiteraard ook iets kostbaars. Tijd is een zogenaamde ‘non renewable resource’; als je het hebt besteed aan iets komt het nooit meer terug. Dit betekent voor mij dat we zeer kritisch zouden moeten zijn waar we het aan ‘uitgeven’.
Naast tijd is ook je energie zeer kostbaar. Het zou mooi zijn als we onze tijd zo efficiënt mogelijk inzetten. Soms geven extra taken mij het gevoel dat ik een gloeilamp ben. 80 procent van mijn energie gaat op aan warmte genereren, in plaats van licht geven.
Hoe kunnen we bepalen welke zaken onze tijd waard zijn en welke taken niet? Het boek Klaskit van Pedro de Bruyckere geeft wat mij betreft waardevolle inzichten in dit vraagstuk. Zijn boek gaat over het algemeen over ‘wat werkt echt in het onderwijs’ oftewel: wanneer leren leerlingen daadwerkelijk? Die vraag stel ik mijzelf voordat ik er tijd aan besteed. Helpt dit de leerlingen om te leren? Een vraag die misschien niet zo eenvoudig te beantwoorden is als je zou denken.
Laat ik een voorbeeld geven uit mijn eigen praktijk. Een voorbeeld van iets dat ik een aantal jaren geleden deed omdat ik overtuigd was dat het goed was voor de leerlingen, maar waar ik inmiddels wat op terug ben gekomen.
Een aantal jaren geleden wilden mijn collega’s en ik de schrijfvaardigheid van onze leerlingen verbeteren (ik geef Engels aan VMBO B en K). Dit gingen we doen door meer schrijfopdrachten te geven. Deze schrijfopdrachten namen we dan mee naar huis (later digitaal) en eenmaal thuis ging ik de opdrachten ijverig zitten nakijken. Ik streepte plichtsgetrouw de fouten aan die ik tegenkwam en schreef er feedback bij. Mijn leerlingen ontvingen die opdracht dan de volgende les en stopten ze die in hun map. Hier ging uiteindelijk veel tijd inzitten en ik merkte maar weinig verbetering bij de leerlingen.
“De vraag ‘wat hebben mijn leerlingen eraan’ zou volgens mij centraal moeten staan in alles wat we doen. “
Na het lezen van Klaskit ben ik gestopt met deze manier van werken. De Bruyckere stelt in zijn boek dat feedback op zijn efficiëntst is als het meteen gegeven wordt, tijdens de les. Als de feedback later komt (zeg, de volgende les), zal de leerling dit moeilijk kunnen opnemen, omdat de taak wat hen betreft is afgesloten.
Tegenwoordig doe ik het anders. De leerlingen werken aan hun schrijfopdrachten en ik loop langs (in COVID-tijd keek ik digitaal mee via teams). En geef ik meteen feedback op de belangrijkste fout die ik tegenkom. Ik hou het bij één fout om de leerling niet te overvragen. De leerlingen passen dit vervolgens meteen aan. Dit kost mij uiteindelijk geen extra tijd, alles gebeurt binnen de les. De tijd die vrij blijft kan ik naar eigen inzicht inzetten. Bijvoorbeeld om na te denken over nieuwe lesontwerpen die mij in staat stellen om leerlingen meer tot nadenken (en dus leren) te krijgen. Of een tof gesprek te hebben met een collega. Of om te relaxen met mijn gezin. You name it.
De resultaten vliegen inmiddels vooruit. Leerlingen schrijven beter dan tevoren en ze zijn meer gemotiveerd om zichzelf uit te dagen tijdens schrijfopdrachten. (Meestal dan, ook ik heb gewoon te maken met leerlingen die soms geen zin hebben.)
De vraag ‘wat hebben mijn leerlingen eraan’ zou volgens mij centraal moeten staan in alles wat we doen. Hebben zij iets aan 26 SO’s die wij vervolgens moeten gaan nakijken? Of hebben ze meer aan leraren die goed voorbereid en goed uitgerust voor de klas staan, die vrolijker zijn en met meer enthousiasme lesgeven? Laten we er voor zorgen dat we niet 80 procent van onze tijd en energie besteden aan het genereren van warmte, maar onze tijd en energie inzetten waar het telt!
Geraadpleegde literatuur:
Pedro de Bruyckere – Klaskit